paleontica-logo

 

Zelf fossielen zoeken

Als je zelf fossielen gaat zoeken is een goede voorbereiding noodzakelijk. Op deze pagina geven we een eenvoudig 5-stappenplan voor de beginner, dat houvast kan bieden om zelf met succes naar fossielen te gaan zoeken:

 

Lang niet alle gesteenten zijn fossielhoudend. De grootste kans om fossielen aan te treffen heb je in sedimentaire gesteenten van de juiste ouderdom. Dit zijn afzettingsgesteenten zoals kalksteen, mergel, zandsteen, schalie, zandpakketten, en dergelijke, die afgezet zijn in de laatste 600 miljoen jaar. Je hebt dus een voordeel als je dit soort gesteentes in het veld kan herkennen en onderscheiden van bijvoorbeeld vulkanische gesteentepakketten of metamorfe gesteenten als graniet en gneis. Een goede manier om te weten waar het geschikt soort gesteente aan te treffen is, is het consulteren van geologische kaarten. In de onderdelen Stratigrafie en Sedimenten kan je meer lezen. 

 Voorbeeld van een geologische kaart (© USGS)

Daarnaast moet je natuurlijk in staat zijn een fossiel te herkennen in het veld. Dit is vaak minder voor de hand liggend dan het lijkt: vaak zijn fossielen geheel of gedeeltelijk ingebed in steen en enkel herkenbaar aan een vage vorm of doorsnede. Als je geluk hebt, steekt een deel van het fossiel uit het gesteentepakket, maar dan nog moet je het herkennen, en kunnen inschatten wat voor soort fossiel het is, of het de moeite is om uit te hakken en mee te nemen, en hoe diep zich dit nog verder in de steen kan uitstrekken. Ook kunnen sommige geologische structuren erg bizarre vormen aannemen, en sterk op fossielen lijken.

TIP:

  • Eén van de beste vuistregels om fossielen te herkennen op het terrein, is het letten op symmetrie. Zeer veel organismen hebben op één of andere manier een zekere vorm van symmetrie in hun bouwplan.

Het is zeker geen slecht idee om te beginnen met het lezen van een aantal basiswerken over fossielen, en een ton aan foto’s en tekeningen te bestuderen, zodat je de verschillende vormen van veel voorkomende fossielen, en de vele basisbegrippen eigen kan maken. In het onderdeel ‘Literatuur’ kan je hier meer over lezen.

Dit kan allemaal erg overweldigend zijn, en dit alleen is al een goed argument voor één van de beste stappen die je kan nemen om met deze hobby te beginnen: je aansluiten bij je lokale paleontologische vereniging. Immers, zo’n vereniging biedt vaak een ideaal pakket aan om snel voeling te krijgen met de materie. Het opbouwen van kennis via een ledenblad, voordrachten en museumbezoeken. En het opdoen van terreinervaring op begeleide excursies. Verenigingen krijgen vaak toegang tot sites zoals steengroeves waar je als individu soms moeilijk een vergunning voor kan krijgen. Via de verenging bouw je een netwerk op met mensen die hun kennis en ervaring willen delen. Je kan onze Verenigingen Database raadplegen om een vereniging in uw buurt te zoeken.

Je kan je ook registreren op ons Community Forum. Hier kan je terecht met zowat alle vragen.

Zonder de juiste uitrusting kom je al gauw van een kale reis terug. Naast een klassieke uitrusting voor veldwerk (aangepaste kledij en schoeisel, kaart of GPS, regenkledij of zonnebescherming, etc.), heb je vaak ook specifieke gereedschappen nodig voor het uithakken of –graven, conserveren en inpakken van gevonden fossielen. Dit gereedschap moet aangepast zijn aan de omstandigheden op het terrein. Zo vraagt zoeken in zandafzettingen een schep en zeef (of verschillende zeven), waarvan de maaswijdte afhankelijk is van de fossielen die je zoekt. Voor fossielen die daarentegen in hardere gesteenten zijn ingebed, zijn hamer en beitel vaak onontbeerlijk.

Ook hier is de hardheid van het gesteente bepalend voor het benodigd gewicht van de hamer. Hardere toplagen vragen mogelijk een houweel of breekijzer, zachtere gesteenten laten zich soms zagen. Ben je met de verkeerde uitrusting op pad, riskeer je dat je het fossiel niet kan bergen, of dat je het beschadigt bij het bergen. Voorzie ook steeds materiaal om fragiele fossielen te consolideren (lijm of impregneermiddel), inpakmateriaal, een loupe en notitieboekje, en een basis veiligheidsuitrusting (helm, fluo hesje, veiligheidsbril en schoenen met stalen tippen), ook al verwacht je deze niet nodig te hebben.

Meer informatie kan je vinden in het onderdeel Velduitrusting

Plan je trip zorgvuldig. Selecteer op voorhand één of enkele sites dit je kan bezoeken, en voorzie in je planning voldoende tijd ter plaatse. Hou rekening met onvoorziene omstandigheden (voorzie bijvoorbeeld een alternatief voor het geval een locatie om één of andere reden niet toegankelijk is). Een flexibel schema laat geïmproviseerde stops toe, vb. wanneer je wegenwerken tegenkomt met interessante nieuwe ontsluitingen. Indien je alleen op pad gaat, stel je best je partner of een vriend op de hoogte van je plannen. Bezoek je locaties op privé-terrein, regel je best op voorhand de toelating of vergunning. Het is belangrijk te weten wat de geldende regelgeving is. Zo mag je in natuurreservaten vaak niet graven of stenen loshakken, maar wordt oprapen vaak wel gedoogd. Dit soort wetgeving kan sterk verschillen van land tot land, het is dus belangrijk je goed te informeren.

Waar je precies kan zoeken, kom je te weten via collega zoekers of verenigingen, uit literatuur, of door eigen prospectie (zelf zoeken naar vindplaatsen). In onze database kan je een selectie van mogelijke zoeklocaties vinden. Hou er rekening mee dat het delen van vindplaatsen in sommige gevallen gevoelig kan liggen. Sommige vindplaatsen kunnen erg kwetsbaar zijn, of van specifiek wetenschappelijk belang. Daarnaast houdt kennis van een vindplaats voor sommigen een strategisch of commercieel voordeel in, in dat geval zijn er zekere belangen geassocieerd aan een site, met alle sociale fenomenen die daarmee verband houden van dien.

Ook wordt door beginners vaak de relevantie van eigen prospectie onderschat. Zeker, dit is een tijdrovende bezigheid met een steile leercurve, waarvan de baten meestal pas op lange termijn duidelijk worden. Toch is het een goed idee om al vroeg met eigen prospecties te beginnen. Bij de voorbereiding en uitvoering van prospecties doe je immers heel wat kennis op over het zoekgebied en de onderliggende gesteentelagen.

Lukraak door een streek rijden op zoek naar ontsluitingen is een weinig efficiënte manier van prospecteren. Je wil immers je zoekzone beperken door deze gebieden te selecteren, waar de kans hoog is dat de gesteentelagen die jou interesseren, ontsloten zijn.

Frederik prospecting Tijdens een prospectie speur je zorgvuldig en systematisch naar sporen van fossielen.

Een goed begin is het aanschaffen van (1) een gedetailleerde geologische kaart van het gebied, en (2) specifieke wetenschappelijke literatuur. Door deze bronnen te combineren met topografisch kaartmateriaal en luchtfoto’s (tegenwoordig erg toegankelijk, denk aan google Earth) kan je de prospectie voorbereiden: je maakt hierbij een overlay van interessante formaties uit de geologische kaart (geselecteerd op basis van inzichten uit de literatuur) en verwachte hoogdynamische omgevingen of potentiële ontsluitingen die je op kaartmateriaal en luchtfoto’s kan terugvinden. Denk hierbij aan klifkusten, ingesneden riviervalleien, actieve groeves, wegtaluds, mogelijke woonuitbreidingsgebieden, en ga zo maar door. Op basis van deze kennis kan je zoekzones afbakenen, en hiermee kan je vervolgens het terrein op.

In hoogdynamische omgevingen, zoals deze klifkust aan Cap Blanc Nez, komt regelmatig vers materiaal vrij te liggen. Niet zonder risico, dus neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht.

Tijdens een prospectie op het terrein ga je vaak moeten praten met lokale mensen, in het bijzonder landeigenaars of werfleiders. Hou je vraag voor toelating kort en concreet, en respecteer een eventuele weigering. In groeves en op werven wordt vaak verwacht dat je een veiligheidsuitrusting draagt, deze dien je dus steeds achter de hand te hebben.

 

Probeer bij aankomst op een locatie, de locatie te begrijpen. Oriënteer je. Liggen de gesteentelagen in hun oorspronkelijk verband of zijn ze vergraven? Zijn er recente sporen van erosie of graafactiviteiten? Kan je verschillende lagen onderscheiden in de wand? Niet elke laag is even fossielhoudend. Het loont daarom vaak de moeite om eerst eens goed rond te kijken. Het is een groot verschil of je een fossiel in een hoop losse stenen vindt, of rechtstreeks in de oorspronkelijke laag (dit laatste noemen we in situ, losse vondsten zijn ex situ). In situ vondsten kan je meteen veel nauwkeuriger stratigrafisch plaatsen, en doordat ze nog in hun oorspronkelijk verband zitten, hebben ze doorgaans een hogere wetenschappelijke waarde. Daarom is het ook belangrijk van nauwkeurige aantekeningen op het terrein te maken en deze met het fossiel te bewaren.

Een goede vondst gedaan? Neem je tijd om deze te documenteren en zo nodig te stabiliseren. 

Probeer een vondst nooit ter plaatse te prepareren en voorzie het nodige materiaal voor stabilisering ter plaatse en berging van de vondst. Als je de klus van de berging onderschat hebt, overweeg dan om het fossiel te markeren en terug te keren met aangepast materiaal en/of hulp. Denk je een uitzonderlijke, mogelijk wetenschappelijk belangrijke ontdekking gedaan te hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen met een wetenschappelijke instelling.  

Gedraag je in ieder geval steeds verantwoordelijk en neem geen risico’s. Dit geldt in het bijzonder in actieve groeves en actieve erosiegebieden zoals klifkusten. Ongelukken zijn gelukkig niet erg frequent, maar ze gebeuren en zijn vrijwel altijd te wijten aan onvoorzichtigheid van het slachtoffer. Wangedrag (beschadigen van eigendommen, afval achterlaten) kan er al snel toe leiden dat een locatie voor iedereen afgesloten wordt. Om alle vindplaatsen toegankelijk te houden is het van belang dat iedere amateur geoloog zich houdt aan enkele verzamelregels. Lidmaatschap van sommige verenigingen, (vb. de Belgische verenigingen die aangesloten zijn bij de Raad voor Aardwetenschappen (RAW-CST)), houdt impliciet in dat akkoord gegaan wordt met een deontologische erecode.

Wanneer we een fossiel opgraven of uithakken en in de collectie opnemen, wordt het specimen uit het natuurlijk verband gehaald. Dit houdt in dat er heel wat informatie kan verloren gaan. Dit wil je vermijden door zo nauwkeurig mogelijke gegevens bij te houden (‘registreren’) over zowel de vindplaats als de fossielen die je er hebt gevonden. Deze gegevens registreer je het best op het terrein zelf (vb. in een notitieboekje of met behulp van een smartphone), vergezeld van enkele goede foto’s van de ontsluiting. Bewaar de gegevens samen met de fossielen (zorg voor een goede koppeling door middel van een code). 

Als je de fossielen ex-situ vindt, vb. in een storthoop, bewaar je de gegevens ervan per plaats en per datum dat je er zocht. Dit wil zeggen dat je de vondsten van verschillende bezoeken aan zo'n ex-situ vindplaats best apart bijhoudt, zeker als het om hoogdynamische plaatsen gaat (vb. storthopen bij infrastructuurwerken). Wanneer je de fossiel in-situ, dus in laagverband vindt, moet je een stuk nauwkeuriger te werk gaan. Hou de fossielen naast per plaats en per bezoek, ook nog per bemonsterde laag apart. Bij in-situ vondsten bewaar je bij de fossielen ook nog een referentie naar de precieze laag. Hiervoor zal je op het terrein goede foto's moeten nemen en schetsen maken. Gebruik eenvoudige codes om de fossielen aan de lagen te linken, en schrijf deze zowel in je notitieboekje als op het fossiel of op de verpakking van het fossiel.

In het voorbeeld hieronder is gewerkt met een eenvoudige lettercode per site. Elke site is met behulp van een GPS ingemeten, en uitgebreid beschreven en gefotografeerd (niet afgebeeld). Op site D is in 2 lagen gezocht ('hier 'upper' en 'lower' genoemd). Fossiel D14 komt uit de 'lower' laag, in de veldnotities staat met voorbehoud aangegeven dat het wellicht om een Cornuproetide gaat. Het fossiel bestaat uit twee delen die elk met een permanent marker op het terrein zijn gemarkeerd. Deze markering is aangebracht op het breukvlak, en zal dus bij de preparatie verdwijnen en plaats maken voor het definitieve registratienummer, waarbij de bijhorende informatie direct in de database wordt opgenomen. Op die manier blijft in elke fase een koppeling bestaan tussen het fossiel en de info. Natuurlijk kan je het ook anders aanpakken. Elk systeem is goed, zolang je maar de koppeling kan garanderen in elke fase, van op het veld, over de preparatietafel, conservering, naar de collectie. 

 

Registratie in het veld: een voorbeeld.

De opname van het fossiel in de collectie gaat samen met de opmaak van een record in een digitale of analoge databank (Zie Determineren), eventueel vergezeld van enkele goede foto’s. Hierover kan je meer lezen op de pagina over de Collectie.

Feedback

Mist er iets op deze pagina? Of klopt er iets aan de tekst? Meld het ons.

Doneer

Wij zijn geheel afhankelijk van donaties. Daarom vragen wij onze gebruikers ons te helpen.

0.0%
Percentage van ons maanddoel gehaald deze maand

 Ik wil meer weten

Geo Kalender

Adv. GeoRockShop